Regelmatig worden werknemers gevraagd om eerder op het werk te komen. De winkel moet worden klaargemaakt of er moet in diverse systemen worden ingelogd, zodat er precies op de openingstijd klaar wordt gestaan voor de klanten. Ook na sluitingstijd komt het veelvuldig voor dat de werknemers nog even moeten blijven voordat zij naar huis mogen. Veelal telt deze tijd als eigen tijd en krijgen de werknemers hiervoor niet betaald. Klopt dit wel of moet de werkgever ook deze tijd gewoon uitbetalen? In drie recente uitspraken van de rechtbank stond deze vraag centraal.
Casus
In twee gevallen ging het om een verplichting van de werkgever om minstens 10 minuten eerder op het werk aanwezig te zijn, zodat stipt begonnen kon worden met de werkzaamheden. Deze verplichting was door de werkgever netjes opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Ook konden de werkgevers sancties opleggen als werknemers zich niet aan deze regels hielden. In de derde zaak ging het om de verplichting om ná sluitingstijd aanwezig te blijven totdat iedereen klaar was. Deze verplichting van de werkgever vloeide voort uit arbo- en veiligheidsbeleid en was ook als zodanig bij de werknemers bekend.
Instructierecht, arbeid en loon
Van belang is het om eerst kort stil te staan bij de kernelementen van de arbeidsverhouding. De arbeidsovereenkomst kenmerkt zich door drie hoofdelementen. Het eerste element is gezagsverhouding: de werkgever is bevoegd de werknemer instructies te geven met betrekking tot de werkzaamheden. De werkgever mag bepalen welke werkzaamheden de werknemer moet verrichten en hoe hij dat dient te doen. Het tweede element is de arbeid: het uitvoeren van de instructies van de werkgever door de werknemer. Het derde element is de tegenprestatie voor het uitvoeren van de werkzaamheden: het loon van de werknemer. Hieruit volgde lange tijd de hoofdregel: ‘geen arbeid, geen loon tenzij’. Alleen als de werknemer wist te bewijzen dat het niet uitvoeren van de arbeid voor rekening behoort te komen van de werkgever werd van deze regel afgeweken. Per 1 januari 2020 is deze regel omgedraaid. Voortaan is het aan de werkgever om te bewijzen dat het niet verrichten van de arbeid voor rekening dient te komen van de werknemer. Slaagt de werkgever hierin niet, dan behoudt de werknemer gewoon zijn recht op loon. De nieuwe hoofdregel luidt dan ook: ´geen arbeid, toch loon tenzij’.
Uitkomst
Gezien de kernelementen van het uitvoeren van de instructies van de werkgever in ruil voor loon, verbaast het niet dat de werknemers in de aangehaalde uitspraken gelijk hebben gekregen. Het was de instructie van de werkgever om eerder te komen of langer te blijven, aldus de rechtbank. Dat deze instructies buiten de eigenlijke kern van de werkzaamheden vielen, zoals de werkgevers aanvoerden, maakte dit niet anders. De werkgevers diende alle achterstallige uren gewoon als loon uit te betalen. Met een verjaringstermijn van maximaal 5 jaar kan een dergelijke loonvordering aardig in de papieren lopen.
Wilt u na het lezen van dit artikel meer weten of u als werkgever de werkzaamheden van uw werknemers goed heeft georganiseerd, zodat u niet onaangenaam voor (hoge) loonvorderingen komt te staan, of twijfel u als werknemer of uw werkgever de gewerkte uren wel goed uitbetaalt? Neem dan vrijblijvend contact op met de arbeidsrechtspecialisten van Aspremont Advocaten en leg uw vragen aan ons voor. Wij helpen u graag met een persoonlijk advies op maat!
Door:
Maarten Thissen
Leonie van Eck