Een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte wordt vaak aangegaan voor een bepaalde duur. Afhankelijk van het type bedrijfsruimte en de afspraken die partijen hebben gemaakt kan een huurovereenkomst – in beginsel – niet tussentijds worden opgezegd. Als er al een mogelijkheid bestaat om (tussentijds) op te zeggen dan bepaalt de wet dat de opzegging per aangetekende brief of deurwaardersexploot dient te geschieden. Partijen kunnen ook onderling afspreken de huurovereenkomst te beëindigen. De wet stelt geen eisen aan de vorm voor deze onderlinge afspraak. Kan zo’n afspraak tussen partijen dan ook worden afgeleid uit WhatsApp-berichten? Ja, dat kan oordeelde de rechtbank Limburg op 29 november 2017.

Wat speelde er? Het ging om een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. Partijen spraken af dat huurder de eerste maand (maart) niet hoefde te betalen. Halverwege mei heeft verhuurder nog steeds geen enkele betaling ontvangen. Verhuurder stuurt aan huurder daarom een WhatsApp-bericht waarin hij schrijft: “alleen hebben wij een contract getekend daar kun jij niet zomaar om heen. Ik ben bereid om je tegemoet te komen en het contract te verbreken, maar je hangt wel voor die 2 maanden en deze zul je moeten betalen.” Huurder reageert eveneens per WhatsApp-bericht en gaat akkoord: “dat is goed het contract afwikkelen.” Daarna worden nog wat berichten verstuurd over onder andere het inleveren van de sleutels. Een dag later stuurt verhuurder nog een WhatsApp-bericht: “Je verplichting blijft lopen tot het geld is overgemaakt helaas. (…) Start de maand juni en dingen zijn niet afgewikkeld moet ik je helaas ook juni chargen.”.

Huurder betaalt opnieuw niet en verhuurder vordert in rechte nakoming van de huurovereenkomst en dus ook betaling van de toekomstige huurpenningen tot en met het einde van het contract (totaal twaalf maanden). De rechter oordeelt echter dat uit de WhatsApp-berichten blijkt dat partijen onderling hebben afgesproken de huurovereenkomst te beëindigen. Huurder wordt daarom ‘slechts’ veroordeeld tot betaling van de huur over april en mei en niet over de toekomstige maanden.

Over het laatste WhatsApp-bericht van verhuurder, dat de verplichting blijft lopen tot alles is afgewikkeld, oordeelt de rechter dat verhuurder hiermee alsnog een voorwaarde probeert te verbinden aan de beëindigingsovereenkomst. Dit is echter te laat omdat de huurovereenkomst toen al was beëindigd. Die voorwaarde had verhuurder dan gelijk moeten stellen.

Normaalgesproken zou verhuurder een punt hebben gehad. Huurder betaalt niet en dus kan verhuurder – in beginsel – ook de toekomstige huurpenningen (als schadevergoeding) van huurder vorderen. Doordat verhuurder nu ‘even snel’ via WhatsApp enkele berichtjes heeft verstuurd, is de huurovereenkomst ineens beëindigd en loopt verhuurder een aanzienlijk geldbedrag mis. Let daarom altijd goed op bij het gebruik van dit soort communicatiemiddelen. Het is niet geheel zonder risico’s.

Hebt u vragen over een (bedrijfs-)huurovereenkomst, neem dan vrijblijvend contact met ons op.